In hoofdstuk 1 kiezen de studenten een gastland en een stagebedrijf. De studenten oriënteren zich op het gastland door de geografie, taal, normen en waarden, en gebruiken en gewoonten te onderzoeken. De studenten maken ook een plan voor de reis zodat alles tot in de puntjes geregeld is.
De opdrachten in hoofdstuk 2 maken de studenten in de eerste helft van hun stage. Tijdens deze periode volgen de studenten een inwerktraject bij het bedrijf waar ze stage lopen. De studenten onderzoeken de omgangsvormen in de organisatie en het gastland. Ook onderzoeken de studenten welke invloed de cultuur van het gastland heeft op aspecten zoals werkrelaties, hiërarchie, werkhouding en aanspreekvormen. Ten slotte onderzoeken de studenten hun rol in de organisatie.
Vervolgens gaan de studenten zich in hoofdstuk 3 nog wat meer verdiepen in de organisatie. Ze bereiden zich voor op de werkzaamheden tijdens de stage. De studenten zoeken uit wat hun werkzaamheden zijn, welke werkwijze en kwaliteitseisen het stagebedrijf hanteert en hoe dat verschilt met het werk in Nederland.
De eerste helft zit er al op! In hoofdstuk 4 zijn de studenten bezig met de stage. De studenten maken een aantal opdrachten waarin zij de communicatie met collega’s en leidinggevenden onderzoeken en zich proberen aan te passen. Daarnaast vindt er een tussenevaluatie plaats.
In hoofdstuk 5 sluiten de studenten hun stage in het buitenland af. De studenten reflecteren op hun stage en op het gastland. Ze vragen feedback aan collega’s en leidinggevenden over hun werkzaamheden en communicatie. Bij thuiskomst geven de studenten een presentatie over hun ervaringen.
D1-K1: Werkt in het buitenland
Ben je als coach geïnteresseerd in keuzedelen gerelateerd aan ‘Internationaal II: werken in het buitenland’? Bekijk dan eens de volgende keuzedelen:
Heb je een vraag, idee
of wil je gewoon even
sparren? We denken graag
met je mee!